Recensie Folies Bergère HC
door Francis Porcel & Benoit Zidrou



 

Folies Bergère, het zevende stripboek dat stripschrijver extraordinaire Benoit Zidrou voor een volwassen publiek schreef, is geen gemakkelijke kost. De schrijver dompelt de lezer onder in de modder en het bloed, want Zidrou trekt je de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog in. Niet voor niets is het album voornamelijk met grijs- en bruintinten ingekleurd; veel kleur was er niet te bekennen – letterlijk noch figuurlijk – in deze duistere periode.


Aalmoezenier Erik Meunier bezoekt in de loopgraven zijn jeugdvriend Kapitein Maurice. Die is behoorlijk gedesillusioneerd geraakt door alle ellende die hij de afgelopen vier jaar doorstaan heeft.
Als jongens droomden de aalmoezenier en de kapitein weg bij de boeken van Jules Verne, maar anno 1918 wordt het grote kanon dat Verne bedacht niet gebruikt om mensen mee naar de maan te schieten, maar om ze retour afzender – ad patres – naar hun schepper terug te sturen.
Het regiment waarin de kapitein dient, de 17de compagnie infanterie, is omgedoopt tot Folies Bergère, want de droom daar nog eens weg te kunnen zinken tussen de warme dijen van de danseressen, in plaats van hier in de loopgraven te verdrinken in de modder, houdt deze mannen op de been.
Het is een uitgebluste groep mannen waar de aalmoezenier tussen terecht komt. Ieder heeft zo zijn manier om zich af te reageren: 'Rembrandt' zit de hele dag te tekenen, Assant heeft een pop die hij Mimile noemt en die is gedecoreerd met postuum uitgereikte medailles en de rijmelaar verveelt Korporaal Beer mateloos met zijn irritante 'haar op je...'- rijmpjes.
Er gebeurt weinig in de loopgraven, tot de jood Ruballen over de rooie gaat en zijn sergeant 'besnijdt'.
Ruballen wordt gefusilleerd, maar blijft na het salvo overeind staan. De kogels troffen duidelijk doel; de kogelgaten in zijn bast getuigen ervan, maar toch verdomt Ruballen het te sterven.
Het dwingt het opperbevel tot een belachelijke order: Ruballen moet gefusilleerd worden.
Opníeuw...

 


Geen gemakkelijk boek; ik zei het al, maar niet enkel om de zwarte historische periode die Zidrou hier beschrijft. Zidrou bedient zich van een aantal ongerijmdheden die me in eerste instantie deden besluiten dat dit album me ontzettend tegenviel.
Maar hé, dit was een album van Zidrou. Misschien had ik iets over het hoofd gezien...
Ik besloot het album opnieuw te lezen en er deze keer alle tijd voor te nemen.
Daar werd ik voor beloond.
Folies Bergère is prachtig geschreven, één van de meest poëtische strips die ik ken, en zit vol diepe gedachten.
Zo mijmert Zidrou over de rol van de kunst en de religie in de oorlogsperiode: Monet zet het mes in zijn schilderijen, wat heeft verf op doek te betekenen tegen de achtergrond van een wereldbrand?
God en de duivel wisselen regelmatig van kamp omdat beide partijen moeten blijven geloven dat God aan hun zijde vecht.
Met zijn tekeningen weet Francis Porcel de troosteloze situatie van de soldaten goed weer te geven, maar zijn personages uit elkaar houden is voor de lezer een hele opgave en dat maakt het boek er niet gemakkelijker op.
Zidrou heeft met dit verhaal hoog ingezet en gedeeltelijk maakt hij die ambitie waar.
Het magisch-realistische tintje (de ongerijmdheden waar ik 't eerder over had) maakt het verhaal wat ongrijpbaar, daardoor is Folies Bergère mijns inziens niet Zidrou's beste album geworden, maar indrukwekkend is het zeker!

 


(HH)