Recensie O'boys deel 1 t/m 3
door Cuzor, Thibault & Colman


 

Het eerste deel van O'boys Het bloed van de Mississippi – is losjes gebaseerd op De avonturen van Huckleberry Finn van Mark Twain. Huck Finn is een arme plattelandsjongen. Moeder dood, vader aan de drank. Samen met zijn broer Snake probeert hij er nog wat van te maken. Het loopt definitief spaak als Huck's vader Joe zich vergrijpt aan Suzy, de dochter van Bart Randall, één van z'n drinkmaatjes. Dat gaat Tom (Snake) die een oogje op Suzy heeft te ver en ze besluiten samen te weg te lopen. Nou ja, lopen... varen. Huck heeft een bootje op het oog waarmee ze kunnen ontsnappen. Helaas is het ding zo lek als een mandje en Huck staat machteloos op de oever als hij hoort hoe zijn broer en Suzy verdrinken...
Alsof dat nog niet erg genoeg was heeft ook Suzy's vader begrepen dat Joe zich onbehoorlijk gedragen heeft. Hij haalt uit naar Joe, maar die verdedigt zich met een bijl! Daar is Bart niet tegen opgewassen en hij verliest er zijn hoofd bij.
Huck komt terecht bij een rechtschapen familie die een meerval-kwekerij runt. Eten, een dak boven zijn hoofd, geen slechte ruil zou je zeggen, maar Huck vindt het niets. Wat hij wel interessant vindt zijn de juke-joints, waar de zwarten muziek maken, dansen en drinken. Via Charley Williams – een zwarte muzikant, die voor Huck's adoptievader werkt – slaagt hij erin tot deze voor blanke verboden wereld door te dringen. Niet voor lang, echter.
Bang voor problemen met de sheriff schopt de eigenaar Huck uit de keet. Als zijn biologische vader dan ook nog eens opduikt en hem dwingt te stelen uit het huis van zijn adoptieouders besluit Huck dat 't genoeg is. Hij zet zijn eigen moord in scene en gaat er van door, niet wetende dat Charley Williams zijn 'moord' in de schoenen geschoven krijgt.
Charley vlucht ook, ze komen elkaar tegen en samen dompelen ze zich onder in het bestaan der hobo's.


Het tweede deel Twee vrolijke katten op een gloeiend hete trein staat in het teken van de zoektocht van Huck naar zijn broer Snake. Er zijn aanwijzingen dat die de overtocht over de rivier tóch overleefd heeft. Overal zijn Monica's (geheime boodschappen op watertorens) van Snake terug te vinden en Huck begint aan een clandestiene puzzeltocht per trein om bij z'n broer te geraken. Charley heeft op de één of andere manier een hele goede gitaar te pakken gekregen en probeert het te maken als bluesmuzikant. Hij is namelijk van de één op de andere dag een verschrikkelijk goede muzikant geworden. Ligt het aan de gitaar, of heeft hij z'n ziel verkocht aan de duivel? Zo ja, hoe dan? En kan hij nog terug? En hoe kan het dat hij zelfs zónder zijn handen te gebruiken op dat ding kan spelen?
In het derde deel Midnight Crossroads is Huck Charley kwijtgeraakt. Hij gaat op zoek en ontdekt dat diens wens om muzikant te worden uit is gekomen. Hij heeft zelfs een plaat gemaakt als Lucius No fingers. Op het Moon records label uit Memphis. De eigenaar wilde het eerst Sun noemen, maar deze naam past beter bij de muzieksoort, beweert hij.
Ahah...
Zo zit O'boys vol met verwijzingen naar de geschiedenis van de blues...
Ondertussen zit de sheriff uit Hucks geboortedorp nog steeds achter Charley aan.
Alle losse eindjes worden keurig aan elkaar geknoopt en met dit deel eindigt de eerste cyclus.



Het eerste deel is het beste van de drie, of dat nu komt doordat scenarist Philippe Thirault (De droom van Jeruzalem, Lucy, Mandalay, Het meisje van de Yukon, De helse meute) Mark Twain's verhaal als leidraad kan gebruiken, is me niet duidelijk, maar na het veelbelovende en sfeervolle eerste deel zakt de serie een beetje in. Bij het derde deel vindt een wat onverwachte scenaristen-wissel plaats. Thirault ruimt het veld voor Stephen Colman (Billie the Cat, Marsupilami), maar ook die slaagt er niet in de strip op het oude niveau terug te krijgen, al vond ik 't wel iets beter dan het tweede deel.
Het zit 'm er voornamelijk in dat de auteurs wat geforceerd een Mark Twain-achtig verhaal proberen te combineren met de legende van de crossroads – waar Robert Johnson zijn ziel aan de duivel verkocht op gitaar te kunnen spelen – en daar dan ook nog eens het bestaan van de hobo's bij in proberen te weven. Eén van de drie had misschien een goede strip opgeleverd, maar drie in één is iets teveel van het goede...
Het scenario geeft tekenaar Steve Cuzor alle mogelijkheid zich uit te leven in het op papier zetten van Amerika in de jaren '30-'40.
Dat doet hij prachtig, maar het heeft er veel van weg dat het scenario geschreven is om hem een excuus te geven al dat moois te tekenen.
De goede tekeningen ten spijt valt O'boys toch licht tegen...


(HH)