Recensie Saga Valta deel 1 & 2
door Mohamed Aouamri & Jean Dufaux


 

Je ziet het aan de covers van Saga Valta niet direct af, maar tekenaar Mohamed Aouamri is zwaar beïnvloed door de tekeningen van Regis Loisel's Op zoek naar de tijdvogel.
Je hoeft niet eens goed te kijken om zien dat bepaalde figuren uit De tijdvogel-saga model stonden voor Aouamri's figuren.
Astridr, de vrouw van hoofdrolspeler Valgar, is gebaseerd op Hermelijn, Skarperdinn doet vanuit bepaalde invalshoeken denken aan Bolster en die vreemde figuren met die leren kapjes op waar Loisel het patent op heeft, duiken zo links en rechts ook op in Saga Valta.
Maar dat geeft niets! Giraud begon als Jijé-kloon, evenals Franquin en zie hoever zij het daarmee geschopt hebben... Een echt talent weet zich te ontworstelen aan zijn invloeden en daar lijkt Aouamri (De wortelstam, Roodhaar en – ja hoor, zie je wel – Op zoek naar de tijdvogel) ook in te gaan slagen; zijn tekenwerk is prachtig gedetailleerd, maar ook vol vaart.
Ook het verhaal dat veel-maar-goed-schrijver Jean Dufaux voor Aouamri schreef zit goed in elkaar.
Aangezien Saga Valta is gebaseerd op IJslandse legendes dringt de vergelijking met Thorgal zich natuurlijk meteen op, maar er zijn naast overeenkomsten ook verschillen.
Genoeg verschillen om Saga Valta bestaansrecht te geven.

 


Valgar schaakt en huwt Astridr, de dochter van Thorgerr, die bevalt van een zoon. Thorgerr is daar niet blij mee en zou het liefst het kind doden, maar zijn dochter beroept zich op de bloedwetten. Valgar moet op de vlucht voor Thorgerr, maar zweert zijn vrouw en zoon op te zoeken zodra de kans zich voordoet. Eerst zal hij echter moeten proberen de raad van de Ouden voor zich te winnen en daartoe richt hij zich tot Skarperdinn, wiens vader Njall de verbrande in de raad zit.
Valgar weet zich al snel populair te maken bij Skarperdinn en diens huishouding. Iets té populair, want Hildegirrd, de even mooie als valse vrouw van Skarperdinn, zet haar zinnen op Valgar.
Ik geef toe, het klinkt allemaal als Thorgal, maar het is toch echt heel anders...
In het voorwoord van het tweede deel verontschuldigt schrijver Dufaux zich voor het feit dat het verhaal weer eens met hem aan de haal gegaan is en zijn geplande tweeluik daardoor minstens vier delen zal gaan beslaan.
He-le-maal niet erg!

 


(HH)